De ziekte van huntington

Inleiding

De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die geleidelijk aan de hersenen beschadigt en de zieke zowel geestelijk als lichamelijk aantast. De eerste benaming voor deze aandoening was ‘chorea’, naar het Oudgriekse woord voor dans. Deze benaming verwijst naar de ongecontroleerde bewegingen van de spieren, die de indruk geven dat sommige patiënten zich al ´dansend´ voortbewegen.

 

George Huntington, een Amerikaanse arts, gaf in 1872 als eerste een vrij volledige beschrijving van de ziekte en toonde bovendien het erfelijke karakter ervan aan. Zo ontstond de benaming ‘chorea van Huntington’.

 

Vroeger meende men dat deze ziekte weinig voorkwam, maar vandaag wordt ze beschouwd als één van de niet zo zelden voorkomende erfelijke aandoeningen. Men treft ze over heel de wereld aan. De ziekte van Huntington komt bij benadering bij 1 op 10 000 mensen voor.

 

Ze is nog steeds relatief onbekend in onze samenleving, onder meer omdat erfelijke aandoeningen bij heel wat mensen nog steeds taboe zijn. Algemeen wordt aangenomen dat er momenteel in België ongeveer 1 000 mensen lijden aan de ziekte en dat verscheidene duizenden personen het risico lopen om de ziekte later te ontwikkelen.

 

Naast de ernstige lichamelijke en mentale aftakeling treden meestal ook ingrijpende karakterveranderingen op die het contact en de omgang met de omgeving sterk kunnen bemoeilijken. Het chronisch en evolutief verloop confronteren de patiënt voortdurend met de beperkingen van zijn mogelijkheden en met zijn steeds toenemende hulpbehoevendheid. De ziekte is tot dusver ongeneeslijk. De patiënt weet dat hij na vele jaren aan de gevolgen van de ziekte zal overlijden.

 

Ten slotte is er het autosomaal-dominant erfelijke karakter van de ziekte. Dit wil zeggen dat elk kind van een zieke of aangetaste ouder, zowel jongen als meisje, 50% risico loopt om de ziekte over te erven. Zo treft de ziekte van Huntington niet enkel de zieke maar een hele familie in haar opeenvolgende generaties.

onderwerpen

Ziektebeeld

De eerste tekenen van de ziekte van Huntington treden meestal op tussen het dertigste en vijftigste levensjaar. Dat kan ook vroeger of later gebeuren. De symptomen die erop wijzen dat de ziekte manifest geworden is, kunnen sterk verschillen van patiënt tot patiënt. Ze kunnen bestaan uit haast onopvallende, onwillekeurige en onbeheersbare bewegingen (chorea) of uit moeilijkheden bij het lopen. Bij andere patiënten begint de ziekte met cognitieve moeilijkheden zoals bv. problemen om een taak tot een goed einde te brengen, een verandering in de gemoedstoestand of wijzigingen in de persoonlijkheid. Omdat de ziekte vaak sluipend begint is het moeilijk om de symptomen snel te herkennen. De ziekte wordt dan ook doorgaans pas vastgesteld als het ziekteproces al enige tijd aan de gang is.

Naarmate de ziekte vordert, kunnen de onwillekeurige bewegingen meer uitgesproken worden. Bij een rustige toestand of tijdens de slaap is de chorea vaak minder opvallend maar deze wordt sterker naarmate de patiënt meer gespannen is of probeert een bepaalde beweging uit te voeren. Daardoor kunnen alledaagse handelingen, zoals lopen of schrijven, moeilijkheden opleveren. Bij de meeste patiënten wordt de spraak onduidelijker. Die spraakmoeilijkheden kunnen een hinder zijn in het contact: men begrijpt de zieke moeilijk en daardoor lijkt hij soms verwarder dan hij in werkelijkheid is. Er ontstaan slikstoornissen waardoor de patiënt zich verslikt tijdens het eten. Etensresten kunnen zo terecht komen in de luchtwegen en daar zorgen voor ernstige infecties. Aangepaste voeding is dan ook noodzakelijk vanaf een bepaalde fase van de ziekte.

Patiënten kunnen humeurig, prikkelbaar en kortaangebonden zijn. Soms zijn zij ontstemd, agressief of achterdochtig tegenover hun familieleden. Dit kan een wezenlijk kenmerk van de ziekte zijn ten gevolge van de aantasting van bepaalde hersengebieden, waardoor de patiënten hun reacties en hun gedrag niet altijd meer onder controle hebben. Soms is hun gedrag ook te verklaren vanuit hun angst, radeloosheid en opstandigheid of onmacht tegenover hun afnemende mogelijkheden ten gevolge van de ziekte.

Er moet op gewezen worden dat er belangrijke verschillen bestaan zowel inzake de verschijningsvorm van de ziekte als inzake de problemen die ze veroorzaakt. Sommige zieken hebben bijvoorbeeld veel hinder van choreatische bewegingen, terwijl bij anderen spierstijfheid optreedt (de zogeheten Westphal-variant van de ziekte). Deze variant komt vooral voor bij zeer jonge huntingtonpatiënten. Weer andere patiënten hebben veel psychische moeilijkheden en worden agressief, in tegenstelling tot anderen die rustig en goedgeluimd zijn.

De beschreven aftakeling, die lichamelijk kan leiden tot invaliditeit, bedlegerigheid en mentale en neurologische achteruitgang, kan vele jaren duren (gemiddeld 10 tot 20 jaar). Vaak kunnen de problemen zo zwaar beginnen wegen op de omgeving van de zieke dat een opname in een gespecialiseerde instelling onvermijdelijk wordt. De ziekte kent hoe dan ook een fatale afloop.

 

 

LICHAMELIJKE SYMPTOMEN

 

 

De lichamelijke symptomen zijn aanvankelijk van subtiele aard. Patiënten lijken vaak rusteloos en zenuwachtig. Deze subtiele bewegingen worden gevolgd door bewegingsonrust in het gezicht en de ledematen, kleine, vrij snelle bewegingen of rukjes, een grimas, scheeflopen, vermindering van evenwichtsgevoel. In een later stadium ziet men grove, doelloze en onwillekeurige bewegingen van de ledematen, het hoofd en daarna ook van de romp. Het spreken en slikken kunnen ernstige problemen opleveren. De lichamelijke symptomen bij kinderen verschillen vaak van die van volwassenen: in plaats van de onwillekeurige bewegingen zoals bij de meeste volwassenen, kan bij kinderen spierstijfheid op de voorgrond staan. Overigens komt de ziekte bij jonge kinderen minder frequent voor.

 

 

COGNITIEVE EN PSYCHISCHE PROBLEMEN

 

 

Ofschoon nog altijd de lichamelijke symptomen  gebruikt worden om vast te stellen of  de ziekte begonnen is, merken de familieleden vaak eerst veranderingen op het cognitieve en/of psychische vlak op. Veranderingen zoals vergeetachtigheid, gebrek aan concentratie, gebrek aan initiatief,… zijn te wijten aan de cognitieve achteruitgang waar patiënten en hun familieleden mee te maken krijgen. Daarnaast kunnen er ook psychische problemen optreden. Angstgevoelens, lusteloosheid, depressieve gevoelens, prikkelbaarheid en emotionele labiliteit komen vaak voor.In een beperkt aantal gevallen kan men spreken van psychiatrische problemen. Deze patiënten kunnen te maken krijgen met ernstige depressies, zware agressie, wanen en hallucinaties. Vaak is voor hen een opname in een psychiatrische kliniek noodzakelijk.

Het is voor de omgeving niet altijd makkelijk om de oorzaak van de psychische problemen te achterhalen. Soms heeft het te maken met de cognitieve achteruitgang, waardoor patiënten angstig en rusteloos worden omdat ze het overzicht verliezen en hun situatie niet meer juist kunnen inschatten. In andere gevallen gaat het om gedragsstoornissen die het gevolg zijn van de hersenschade die de ziekte  aanricht.

 

________________________________________________

erfelijkheid

De ziekte van Huntington is een autosomaal-dominant erfelijke aandoening. Dat betekent dat ELK kind, jongen of meisje, van een ouder met deze aandoening, een kans op twee heeft om de ziekte ook te krijgen. Een korte uitleg over de erfelijkheid zal dat verduidelijken. Elk organisme, ook de mens, is opgebouwd uit een ontelbaar aantal cellen. In elke menselijke cel bevindt zich een kern waarin 46 chromosomen aanwezig zijn. De 46 chromosomen van de mens bestaan uit 22 paar autosomen en 1 paar geslachtschromosomen. Van elk paar is telkens één chromosoom afkomstig van de vader en één van de moeder. Op deze chromosomen bevinden zich de genen. Deze genen zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen die van generatie op generatie worden doorgegeven. Elk gen is verantwoordelijk voor één erfelijk kenmerk dat (mee)bepaalt hoe je er uit ziet of hoe je lichaam werkt, bv. de kleur van de ogen of aanleg om diabetes te krijgen. Mensen met de ziekte van Huntington, hebben een afwijkend gen waardoor bepaalde delen van de hersenen vroegtijdig afsterven met verstoring van lichamelijke en mentale functies als gevolg.

Autosomaal betekent dat het gen, dat verantwoordelijk is voor de ziekte van Huntington, zich niet op de geslachtschromosomen bevindt maar op een van de autosomen. Vandaar dat de ziekte evenveel voorkomt bij mannen als bij vrouwen.

De term dominant houdt in dat slechts één van je ouders het afwijkende gen moet doorgeven. Dit in tegenstelling tot recessief waar je het van het beide ouders moet krijgen. Wie het afwijkende gen heeft geërfd, zal dus vroeg of laat ziek worden en kan de ziekte doorgeven aan zijn of haar kinderen. Wie het afwijkende gen niet heeft geërfd, zal dus niet ziek worden en de ziekte dus ook niet kunnen doorgeven aan zijn kinderen.

Hieronder vind je een schematische voorstelling van de wijze waarop het huntington-gen overgeërfd wordt.

 

Soms lijkt het alsof de ziekte een generatie heeft overgeslagen. Dit is echter niet het geval! Sommige mensen overlijden vooraleer de ziekte bij hen tot uiting kwam, terwijl ze toch het gen dragen en het misschien wel hebben doorgegeven aan hun nageslacht. Personen van wie één van de ouders gendrager is, lopen dus het risico om zelf de ziekte te krijgen. Daarom worden zij risicodragers genoemd.

Het gen, dat verantwoordelijk is voor de ziekte van Huntington, ligt op chromosoom 4 en werd pas in 1983 gelokaliseerd. Het vergde nog eens tien jaar vooraleer in 1993 het juiste gen op chromosoom 4 werd gevonden. Chromosoom 4 is het grootste chromosoom bij de mens. Het bestaat uit meer dan 186 miljoen basenparen en ongeveer 1600 genen. Het afwijkende gen dat de ziekte van Huntington veroorzaakt bestaat uit de bouwstenen C, A en G, die enkele tientallen malen na elkaar herhaald worden: CAG-CAG-CAG-CAG… Het blijkt nu dat mensen die de ziekte van Huntington hebben overgeërfd, deze herhaling meer dan 40 maal hebben. Op basis van het huidige wetenschappelijke onderzoek wordt algemeen aangenomen dat mensen met een CAG-herhaling van 26 of minder, de ziekte nooit zullen kunnen krijgen en ook niet aan hun kinderen kunnen doorgeven.

De rest van het verhaal is wat ingewikkelder. De zone van 27 tot 39 herhalingen wordt de grijze zone genoemd. De grijze zone valt uiteen in twee groepen: de intermediaire zone met 27 tot 35 herhalingen en het gebied van de gereduceerde penetrantie met 36 tot 39 herhalingen.

Risicodragers in de intermediaire zone (27-35 herhalingen), zullen de ziekte van Huntington zelf niet krijgen. Deze zekerheid geldt echter niet voor hun nakomelingen! Wanneer het gen aan de volgende generatie wordt doorgegeven, kan het aantal herhalingen toenemen (expansie) of afnemen (contractie). Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat expansie meer voorkomt dan contractie en dat de kans hierop toeneemt naarmate het aantal CAG-herhalingen groter is. Een persoon met 35 herhalingen heeft dus meer kans dan een persoon met 30 om een expansie of een contractie door te geven aan zijn nageslacht. Boven de 36 herhalingen  daalt de kans op contractie en naarmate het aantal  stijgt, neemt de kans op expansie toe. Kinderen van een ouder  met 70 herhalingen lopen dus meer risico om er zelf meer dan 70 te hebben dan kinderen van een ouder  met 40 om er meer dan 40 te hebben. Het is nog niet duidelijk waarom de kans op contractie afneemt vanaf 36 herhalingen.

Bij risicodragers die in het gebied van gereduceerde penetrantie (36-39) vallen, kunnen geen voorspellende uitspraken gedaan worden of zij de ziekte wel of niet zullen krijgen. Bij sommigen zal de ziekte doorzetten, bij anderen niet. Het aantal herhalingen is hier van ondergeschikt belang. Er zijn mensen gekend met 36 herhalingen die wel ziek zijn en mensen met 39 die niet ziek zijn. Hierdoor kan het lijken alsof de ziekte van Huntington uit de lucht komt vallen of een paar generaties heeft overgeslagen, want er is geen ouder, grootouder of ander familielid dat ziek was. De gemeenschappelijke noemer in deze groep is dat gendragers meestal tot op hoge leeftijd ‘normaal’ functioneren, dat de symptomen veelal milder zijn en dat het ziekteverloop over het algemeen minder snel is dan bij mensen die al op hun veertigste ziek zijn. Het is moeilijk om over de kinderen van deze personen een uitspraak te doen.

________________________________________________

diagnose

Sinds de ontdekking van het huntington-gen in 1993 werd een nieuwe, wellicht historische stap voorwaarts gezet. Niet alleen in het onderzoek naar de behandeling van de ziekte, maar ook voor de diagnosestelling zijn er belangrijke gevolgen: men kan nu met zekerheid de aanwezigheid van het huntington-gen vaststellen door DNA-onderzoek van slechts één bloedstaal van de betrokkene. Dit betekent dat het stellen van de diagnose, op enkele grote uitzonderingen na, technisch geen probleem meer oplevert.

Indien de behandelende geneesheer beginnende symptomen van de ziekte vaststelt, kan men eenvoudig en snel (technisch) nagaan of deze persoon het gen voor de ziekte van Huntington heeft. Hier spreekt men van de diagnostische test. Indien mensen zonder symptomen uit een huntingtonfamilie willen weten of ze drager zijn van het foute gen, kunnen ze zich wenden tot een genetisch centrum voor een presymptomatische of predictieve test. Het is heel belangrijk het onderscheid te maken tussen een diagnostische test bij een zieke en een predictieve test bij een persoon zonder symptomen, ook al gaat het technisch om hetzelfde DNA-onderzoek.

Om een exact beeld te krijgen van de ziekte bij een individuele patiënt zijn verdere onderzoeken noodzakelijk. Niet alleen moeten de symptomen en de resterende mogelijkheden van de huntingtonpatiënt nauwkeurig geobserveerd en bijgehouden worden, elke behandeling moet bovendien geëvalueerd kunnen worden naar efficiëntie en bijwerkingen.

 

 

DE DIAGNOSTISCHE TEST

 

Vroeger werd een diagnose gesteld op basis van de familiegeschiedenis (stamboom) EN van de lichamelijke en/of mentale symptomen. De ontdekking van het huntington-gen  heeft ook op dit terrein onmiddellijke en ingrijpende gevolgen. Vrij snel werd immers een methode uitgewerkt waardoor men bij patiënten met symptomen van de ziekte met zekerheid de diagnose kan stellen. Dit wordt de diagnostische test genoemd. Na de ontdekking van het gen werd een DNA-test ontwikkeld waarbij de hoger beschreven herhaling van het CAG- fragment bepaald kan worden. Hiervoor heeft men enkel een bloedstaal van de patiënt nodig. De uitslag van de test geeft een zekere uitkomst wanneer de CAG-staart meer dan 40 herhalingen telt.

 

Hieronder volgt een kort overzicht van mogelijke onderzoeken.

 

 

Neurologisch onderzoek

De neuroloog onderzoekt de neurologische toestand van de patiënt. Hij evalueert onder andere de spierfunctie, de gevoeligheid van de huid, de gang, het evenwicht, de coördinatie en de spraak. Bij de ziekte van Huntington wordt vooral de ernst en de aard van de onvrijwillige bewegingen onderzocht, de mobiliteit, de slikfunctie, de spierspanning en de spraak. Vaak zullen aanvullend een aantal zogenaamde technische onderzoeken uitgevoerd worden om de symptomen nauwkeuriger te meten.

 

 

Psychiatrisch onderzoek

Tijdens een aantal gesprekken zal de psychiater zicht trachten te krijgen op het psychisch functioneren. Grofweg wordt deze inschatting in drie gebieden opgedeeld:

  • – het nagaan van psychiatrische problemen. Hierbij worden symptomen als depressie, waan-gedachten, prikkelbaarheid, achterdocht en persoonlijkheidsveranderingen gediagnosticeerd;
  •  

– het inschatten van cognitieve Het betreft hier concentratie- en geheugenstoornissen, problemen met het opslaan en ophalen van informatie en spraakstoornissen. Mensen met de ziekte van Huntington zijn NIET dement in de klassieke betekenis van het woord!

  •  
  • – het inschatten van de weerslag van al deze problemen op het dagelijks functioneren. De draagkracht van zowel de patiënt als zijn omgeving wordt geëvalueerd.
  •  

Neuropsychologisch onderzoek

Bij het neuropsychologisch onderzoek worden aan de hand van diverse opdrachten de cognitieve en psychomotorische vaardigheden in de verschillende stadia van de ziekte gevolgd. Ook het effect van medicatie wordt objectief nagegaan.

Naast het gesprek bestaat dit neuropsychologisch onderzoek voor het grootste gedeelte uit het afnemen van standaardtests waarin de vele aspecten van het cognitieve functioneren worden gemeten: intelligentie (logisch redeneren, begripsvermogen, rekenvaardigheid, ruimtelijk inzicht), geheugen en concentratie.

Er wordt ook aandacht besteed aan de psychomotorische vaardigheden in het kader van verbale en motorische expressie, waarbij zowel eenvoudige spraak-, schrijf- en tekenopdrachten worden aangeboden als specifieke tests voor reactiesnelheid, motorische coördinatie en handvaardigheid. Eventueel worden ook persoonlijkheidstesten afgenomen. Door regelmatig en gedetailleerd neuropsychologisch onderzoek kan men de mogelijkheden van de zieke zeer nauwkeurig opvolgen. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor de behandeling en voor de globale aanpak.

 

Autopsie

Vroeger was een hersenonderzoek na het overlijden van de patiënt zeer belangrijk. Het was de enige mogelijkheid om de ziekte met zekerheid vast te stellen. Nu is dit belang eerder van wetenschappelijke aard. Het nauwkeurig vaststellen van afwijkingen in de hersenen geeft nog steeds goede informatie over de gevolgen van deze aandoening. In het licht van toekomstige behandelingsmogelijkheden kan het van belang zijn de invloed van de aandoening op de hersenen minutieus vast te stellen.

________________________________________________

behandeling

Er bestaat nog altijd geen behandeling die de ziekte van Huntington kan genezen of tot stilstand brengen. Bepaalde geneesmiddelen kunnen helpen om de onwillekeurige bewegingen te controleren, andere verminderen de angst of verbeteren prikkelbaarheid, depressies en het wisselvallig humeur.

Personen met de ziekte van Huntington worden door de huisarts meestal verwezen naar neurologen en psychiaters die gespecialiseerd zijn in de ziekte. Aangezien de problemen in verband met de ziekte van Huntington ruimer zijn dan het louter medische kader, is het aangewezen dat ook andere hulpverleners (kinesisten, logopedisten, psychologen, diëtisten, verpleegsters, sociaal werkers, e.a.) ingeschakeld worden voor de best mogelijke begeleiding van de zieke. Met de Huntington Liga leggen we sterk de nadruk op een omkadering door goed geïnformeerde professionelen, niet alleen voor de zieke maar voor het ganse gezin. Het is daarbij van het allergrootste belang dat deze professionelen terdege op de hoogte zijn van de ziekte van Huntington en van de behandeling die voor deze patiënten het meest aangewezen is. De Huntington Liga beschikt in dit kader over gespecialiseerde documentatie die altijd door de professionelen of de families kunnen opgevraagd worden. Ook de Sociale Dienst van de Liga ondersteunt professionelen met informatie en concrete tips. Om het thuisfront tijdelijk te ontlasten kunnen patiënten ook in kortverblijf gaan. Op deze manier kan de thuiszorg langer volgehouden worden.

Naarmate de ziekte evolueert, kan het nodig zijn om de patiënt te laten opnemen in een gespecialiseerde voorziening of op een gespecialiseerde afdeling waar hem de nodige zorgen kunnen toegediend worden.

________________________________________________

problemen

EEN AUTOSOMAAL DOMINANTE AANDOENING

Het DNA van elk levend wezen is uniek. Bij de mens bestaat het uit 46 chromosomen, 44 ervan zijn autosomen en de overblijvende 2 zijn geslachtschromosomen. De helft erf je van je vader en de helft van je moeder. Bij een dominante aandoening is het voldoende dat één van je ouders het afwijkende gen dat de ziekte veroorzaakt, doorgeeft. Een voorbeeld hiervan is de ziekte van Huntington. Het tegengestelde van dominant is recessief. In dat geval moeten beide ouders het afwijkende gen doorgeven om de ziekte bij hun nakomelingen tot uiting te brengen.

Hoe verloopt de overerving?

Stel, je ben de zoon van een vader die de ziekte van Huntington heeft. Je moeder heeft de ziekte niet. Samen zijn ze verbonden met jou, de zoon. Je bent 20 jaar en je hebt je vader gezond gezien tot enkele jaren geleden; toen begon hij langzaam af te takelen. Je weet nog dat je grootmoeder aan vaders kant gelijkaardige symptomen had vóór haar overlijden. Een broer en een zus van je vader zijn reeds gestorven aan de ziekte terwijl je nog een (gezonde) oom en tante hebt. Aan moederskant komt de ziekte niet voor. Hoe ziet de toekomst er voor jou uit?

Je vader heeft op één chromosoom 4 het afwijkend gen dat de ziekte van Huntington veroorzaakt. De ziekte wordt dominant overgeërfd en is dus tot uiting gekomen bij je vader hoewel er een gezond gen op het ander chromosoom 4 ligt. Je moeder heeft op haar twee chromosomen 4 het gezonde gen. In de bevruchte eicel is één chromosoom 4 afkomstig van de moeder en één chromosoom 4 afkomstig van de vader.

Wat betreft het huntington-gen zijn er bij iedere zwangerschap vier verschillende combinaties mogelijk.

Er zijn twee kansen dat je het huntington -gen van je vader erft en dan zal je op latere leeftijd ziek worden. Er zijn twee kansen dat je het gezonde gen van je vader erft en dan zal je later de ziekte van Huntington niet ontwikkelen. Je hebt dus één kans op twee of statistische gesproken 50% kans om de ziekte te krijgen. Datzelfde geldt voor je broer en zus die elk ook één kans op twee hebben om dezelfde ziekte te krijgen. Enkel als je het afwijkend gen hebt meegekregen, kan je het ook doorgeven aan je kinderen. Bij ieder zwangerschap heb je dan één kans op twee op een kind dat later de ziekte ook zal krijgen.

N.B.: Je hebt ook één kans op twee om de ziekte niet te krijgen.

Hieronder vind je een schematische voorstelling van de wijze waarop het huntington-gen overgeërfd wordt.

________________________________________________

predictieve test

 

 

 

DE PRESYMPTOMATISCHE TEST

Na de ontdekking van het gen dat verantwoordelijk is voor de ziekte van Huntington werd een DNA-test ontwikkeld waarbij de hoger beschreven herhaling van het CAG-fragment bepaald kan worden. Het laten uitvoeren van de test heeft echter heel wat implicaties. Een niet-geteste risicodrager kan gerechtvaardigd hopen dat hij evenveel kans heeft om de ziekte niet te krijgen als om ze wel te krijgen. Met het uitvoeren van de test vervalt deze onzekerheid en wordt een van beide mogelijkheden de realiteit. Het feit dat er geen afdoende behandeling bestaat voor de ziekte maakt dit nog extra moeilijk. Ook het tijdstip waarop de ziekte zal optreden en de wijze waarop, blijven onzeker. Dit kan bij de drager van het gen heel wat psychologische spanningen veroorzaken.

 

Prenatale Diagnose

Deze test wordt in principe alleen uitgevoerd bij mensen die een presymptomatische test hebben ondergaan en een slechtte uitslag kregen en wordt afgenomen rond de twaalfde week van de zwangerschap. Men onderzoekt dan het chorionweefsel, een vlokkig weefsel dat zich rond de vrucht gevormd heeft en het voorstadium is van de moederkoek. Vandaar dat deze test de vlokkentest wordt genoemd. Deze prenatale test kan nogal wat psychologische gevolgen hebben. Als de risicodragende ouder nog geen presymptomatische test onderging dan moet hij zich ervan bewust zijn dat dit ook voor hemzelf diagnostische informatie zal opleveren. Een positieve uitslag betekent immers automatisch dat de ouder effectief gendrager is en dus ziek zal worden. Indien de uitslag positief is worden de ouders ook geconfronteerd met de vraag omtrent zwangerschapsafbreking. Dit alles moet goed worden overdacht vooraleer men tot een prenatale test overgaat. Het is dus aangewezen dat in deskundige begeleiding voorzien wordt.

Ook een gunstig resultaat kan heel wat emotionele spanningen teweegbrengen. Men heeft immers al zijn ganse leven geleefd met dit risico. Heel wat beslissingen zijn onherroepelijk genomen, bv. wel of geen hogere studies doen, geen relatie aangaan, het al dan niet krijgen van kinderen. Ook de omgang met andere familieleden die ook een risico lopen, kan worden beïnvloed door de testuitslag.

De psychologische betekenis van de presymptomatische test en de mogelijke gevolgen van het resultaat maken dat de beslissing om een presymptomatische test te laten uitvoeren beter niet ondoordacht gebeurt. Als men dan toch tot de test beslist, is het noodzakelijk deze te laten gebeuren onder deskundige begeleiding. Door de Internationale Huntingtonvereniging en een werkgroep voor de ziekte van Huntington binnen de Wereldfederatie van Neurologen werd een procedure uitgewerkt die de betrokkenen begeleidt bij hun beslissing om de test al dan niet te laten uitvoeren. Voor meer informatie over deze procedure verwijzen wij graag naar de brochure over de presymptomatische test, uitgegeven door de Liga, in samenwerking met de genetische centra of naar het boek De ziekte van Huntington. Beide kan je vinden onder de rubriek publicaties.

________________________________________________

prenataal ONDERZOEK

Prenatale Diagnose

Deze test wordt in principe alleen uitgevoerd bij mensen die een presymptomatische test hebben ondergaan en een slechtte uitslag kregen en wordt afgenomen rond de twaalfde week van de zwangerschap. Men onderzoekt dan het chorionweefsel, een vlokkig weefsel dat zich rond de vrucht gevormd heeft en het voorstadium is van de moederkoek. Vandaar dat deze test de vlokkentest wordt genoemd. Deze prenatale test kan nogal wat psychologische gevolgen hebben. Als de risicodragende ouder nog geen presymptomatische test onderging dan moet hij zich ervan bewust zijn dat dit ook voor hemzelf diagnostische informatie zal opleveren. Een positieve uitslag betekent immers automatisch dat de ouder effectief gendrager is en dus ziek zal worden. Indien de uitslag positief is worden de ouders ook geconfronteerd met de vraag omtrent zwangerschapsafbreking. Dit alles moet goed worden overdacht vooraleer men tot een prenatale test overgaat. Het is dus aangewezen dat in deskundige begeleiding voorzien wordt.

Prenatale exclusietest

Naast de mogelijkheid om via genonderzoek na te gaan of een foetus al dan niet drager is van het huntington-gen, is er voor de risicodrager die zijn eigen uitslag niet wil kennen een andere manier van prenataal testen mogelijk. Deze test wordt niet in ieder genetisch centrum aangeboden. Het gaat in dat geval om de zogenaamde exclusietest. Het doel van deze exclusietest is om aan toekomstige ouders met 50 % risico op de ziekte van Huntington de kans te geven het risico voor hun kinderen tot 99% te beperken zonder hun eigen risico te kennen. Stel dat de grootmoeder de ziekte van Huntington heeft en de grootvader gezond is. Aangezien de ziekte een autosomaal dominante aandoening is, zal de grootmoeder van het ongeboren kind in dat geval één chromosoom 4 mét de mutatie en één chromosoom 4 zonder mutatie hebben. Eén van die beide chromosomen zal worden doorgegeven aan haar zoon. Als die zoon een kind verwekt, wordt bij deze foetus nagegaan of hij een chromosoom 4 van de grootmoeder of van de grootvader heeft gekregen. Indien hij chromosoom 4 van de grootmoeder kreeg, is er 50 % kans dat dit het afwijkende chromosoom is. In dat geval zal men meestal tot een zwangerschapsafbreking overgaan, hoewel er 50 % kans is dat de foetus nooit de ziekte van Huntington zal ontwikkelen. Dit is het geval als hij het chromosoom 4 zonder mutatie van de grootmoeder heeft overgeërfd. Enerzijds heeft het uitvoeren van een exclusietest als voordeel dat ‘het recht op niet weten’ van de risico- ouder gerespecteerd wordt. Anderzijds zal men, statistisch gesproken, in de helft van de gevallen een onderbreking uitvoeren bij een gezonde foetus.

 

Pre-implantatie genetische diagnose

Pre-implantatie genetische diagnose (PGD) kan beschouwd worden als een zeer vroege vorm van prenatale diagnose waarbij men een test doet bij de embryo’s die gedurende drie dagen in het laboratorium werden gekweekt. Enkel de embryo’s die vrij zijn van het zieke huntington-gen worden bij de vrouw ingeplant. Het grote voordeel van pre-implantatie genetische diagnose is dus de mogelijkheid om een zwangerschapsafbreking te vermijden. Praktisch gaat men bij een pre-implantatie genetische diagnose dezelfde methoden gebruiken als bij mensen met vruchtbaarheidsproblemen, namelijk in-vitrofertilisatie (IVF) en micro-injectie. Deze manier kan door koppels verkozen worden boven het trauma van een medische zwangerschapsafbreking. Vanuit het gezichtspunt van de aanstaande ouders vraagt pre-implantatie genetische diagnose een groot engagement. Er zijn immers heel wat fysieke en psychologische inspanningen aan verbonden zonder dat een zwangerschap gegarandeerd kan worden. Deze onzekerheid werkt de stress die met deze behandeling gepaard gaat zeker in de hand

________________________________________________

genetische centra

ANTWERPEN
Universitair Ziekenhuis Antwerpen

Centrum voor Medische Genetica
Prins Boudewijnlaan 43
2650 Edegem
tel: 03/275 97 74
http://www.genetica-antwerpen.be 

GENT
Universitair Ziekenhuis Gent
Dienst Medische Genetica
De Pintelaan 185
9000 Gent
tel: 09/332 36 03
http://www.uzgent.be

BRUSSEL
UZ Brussel
Dienst Medische Genetica
Laarbeeklaan 101
1090 Brussel
tel: 02/477 60 71
http://www.uzbrussel.be

Dienst medische genetica
http://www.brusselsgenetics.be

LEUVEN
UZ Leuven campus Gasthuisberg
Centrum voor Menselijke Erfelijkheid
Herestraat 49
3000 Leuven
tel: 016/34 59 03
http://www.uzleuven.be

HUNTINGTON LIGA

 

Krijkelberg 1,

3360 Bierbeek

 

OPENINGSUREN 


Ma-Vrij: 09:00u – 15:30u

Za-Zo: Gesloten

CONTACT

 

Tel: +32 (0)16-45 27 59

E-mail: socialedienst@huntingtonliga.be